![]() |
![]() |
Impressie
|
(februari 2006)
Een frisse maar veelbelovende morgen, vroeg in mei, ergens vooraan in de jaren tachtig. Ik ben met mijn racefiets op weg naar de veerboot Breskens‑Vlissingen. Aan de veerboot wachten er een 6‑tal vrienden mij op om samen een fietstochtje van om en bij de 150 km te maken door Zeeland, ten noorden van de Westerschelde, wat die van Zeeuws-Vlaanderen "d'overkant" noemen. Bij het afrijden van de veerboot heb ik terug mijn handschoenen aangetrokken, mijn rug heeft het koud van de afkoeling tijdens de overtocht.
Al na een
paar kilometer fietsen laat de zon zich gelden. Langsheen het kanaal door
Wacheren, tussen Vlissingen en Middelburg, wordt door haar verwarmende stralen
de ganse omgeving omgetoverd tot een feeëriek schouwspel.
Een vijftal kilometer verder, na de doortocht door het schilderachtge Middelburg
komen we in de weidse polders terecht. Een zonovergoten verrukkelijk
schouwspel, voor diegene die het in zich willen opnemen uiteraard.
En dan,
recht voor ons uit, op een lang stuk kaarsrechte weg, zoals dat alleen voorkomt
in de Nederlandse polders, ontwaar een gedaante, een schim, een ... ? 'k Zou
begot niet weten wat, of toch? Geen fietser, daar is het te laag voor. Geen
fietsend kind, het silhouet en de beweging komen daar niet mee overeen. Geen
voetganger, daar is het niet statisch genoeg voor. Maar bewegen doet het, het
schrijdt langzaam voort, niet snel want we komen al gauw dichter en zo'n vaart
houden we er zelf nu ook niet in, we zijn uiteindelijk maar banale
wielertoeristjes.
Net op het moment dat enkele details beter zichtbaar worden slaat het op het
schijnbaar enige kruispunt linksaf, uitgerekend waar wij rechtuit plannen te
gaan. Eén ding heb ik duidelijk kunnen waarnemen: het is een fiets, zij het dan
een heel speciale. Ik wil hem absoluut van dichtbij zien maar we moeten
eigenlijk rechtdoor. Wat nu? Ik rij samen met Firmin aan de leiding en ik moet
binnen enkele meters aangeven welke richting we moeten aanhouden op het
kruispunt, ik had het eigenlijk al moeten doen. Bliksemsnel neem ik een
besluit, ik wijk af van de geplande route en volg de "gedaante". Eigenlijk is
dit niet zo'n moeilijke beslissing, ik ben de enige die het voorziene traject
kent. Ik moet er alleen voor zorgen dat we over de stormvloedkering van de
Oosterschelde rijden en later over de Zeelandbrug want daar hebben de anderen al
van gehoord, voor de rest is voor hen Zeeland gelijk aan het noorden van China.
Zo gezegd, zo gedaan, arm naar links uitgestoken zoals dat een voorbeeldig
fietser past, eventjes "liiiinks" geroepen en dan erachteraan.
Weinig verder lopen we "mijn" doel in. Mensen lief, een ligfiets!!! Niet echt een voorbeeld van technische precisie, ook niet van maniakale onderhoudslust. Een omgebouwde oude damesfiets. De verflaag, in een vorig leven wit, was afgeboord met regenboogkleuren zoals destijds gebruikelijk was. Nu is de rossige kleur van roest bijna de hoofdkleur. Het meest fascinerende, voor mij althans want de anderen steken hun minachting niet onder stoelen of banken, is het onderstuur. Een gewoon oud fietsstuur dat onder de berijder zit en daarenboven nog ondersteboven gemonteerd is. "Daarvoor moet je echt in Holland zijn" klinkt de laatdunkende kritiek van de kornuiten die mij vergezellen. Ze staan er geen ogenblik bij stil dat de bewuste ligfietser een belg is. Duidelijk te zien aan restanten van de oorspronkelijke constructie, aan de publiciteit op zijn outfit en op zijn fietstas. Nog maar eens een bewijs dat mensen alleen maar datgene zien wat ze graag willen zien.
Maakt allemaal niets uit, we rijden het fantoom voorbij en ik probeer mijn gezellen terug op het geplande traject te loodsen. Dat kost mij wel enkele kilometers, de wegen liggen hier niet zo dik gezaaid als bij ons in Oost-Vlaanderen, maar dat zal mij allemaal dikke vette worst wezen. Voor de rest van de rit is de ligfiets niet meer uit mijn gedachten weg te slaan.
's Anderendaags maak ik terug een ritje met mijn racefiets, dit keer alleen. Na nog maar enkele honderden meters schiet het beeld van de ligfietser van gisteren terug in mijn hoofd en ik begin te fantaseren hoe het zou aanvoelen om met zo'n ding te rijden, ik denk aan niets anders meer. Plotseling hoor ik een geroep achter mij. Een groep wielertoeristen die er een behoorlijke vaart inhoudt voelt zich geïrriteerd door mijn fietsgedrag. Niet zo verwonderlijk, al dromend reed ik in het midden van de weg. Als ze mij voorbijschieten pik ik aan. Ze gaan snel, ik moet mij inspannen om te kunnen meedraaien, ik moet opletten om het achterwiel van mijn voorganger niet te raken, ik moet mij concentreren op wat ik nu aan het doen ben, ik hap naar adem, het beeld van de ligfietser verdwijnt langzaam uit mijn hoofd.
Mei 2004,
twintig jaar later. Op een fietstocht langsheen de Leie, ergens in de buurt van
Kortijk, kom ik een ligfietser tegen. Een indrukwekkende snelheid op een
futuristich ogende machine, zijn handen dicht bij elkaar, boven zijn borst
steunend op een onooglijk stuurtje en op zijn hoofd een aerodynamische helm. Een
heel ander beeld dan dat van twintg jaar geleden in de Zeeuwse polders maar de
sluimerende droom van destijds die nooit weg is geweest wordt met geweld
losgerukt, uit zijn boeien bevrijd, mijn hart bonkt in mijn lijf. Dit gevoel is
mede veroorzaakt door het feit dat dit reeds de derde ligfietser die ik ontmoet
in twee weken. Iets meer dan een uur later sta ik voor het uitstalraam van de
ligfietswinkel in Gent. Het licht weerkaatst in het glas en echt goed kan ik
niet naar binnen kijken. Ik zou mijn neus tegen het venster willen aandrukken
zoals we destijds in onze kindertijd plachten te doen voor een snoepgoedwinkel.
Ik zit een beetje in tijdnood en de winkelier is een verwoede poging aan het
doen om een vouwfiets te verkopen. Ik zal wellicht niet op korte tijd veel
informatie kunnen bemachtigen, huiswaarts dus.
De daaropvolgende week is "ligfiets" mijn geliefkoosd Google‑woord en heb ik
reeds voor mezelf uitgemaakt welk bedrag ik wens te besteden aan mijn ultieme
droom. Niet iedereen doet er twintig jaar over om te kopen waar hij van droomt,
ik wel.
Het daaropvolgend weekend sta ik terug voor de etalage en bewonder een bijna
nieuwe wedstrijdligfiets. Als ik de prijs op het kaartje lees krijg ik
kippevel. Meer dan vijfhonderd euro boven mijn voorziene budget en dat dan nog
voor een tweedehandsfiets, en dat was al geen optie. Het schip zinkt. Ik
besluit het idee af te voeren. Ik doe verder met mijn racefiets, ik zou die hoe
dan ook toch niet opgeven.
Augustus
2004, een zonovergoten zondagnamiddag op een familiefeestje. Het fantastische
weer heeft gastvrouw, gasten, tafels, stoelen, aperitief en alles wat er nog
nakomt naarbuiten gelokt. We zitten met zo'n dertig man buiten in de tuin.
Sommigen houden zich op in de verfrissende lommer van een eikenboom, andere
zoeken het onder een parasol en enkele ijdeltuiten trotseren de directe
zonnestralen om een Costa Brava indruk nog wat kracht bij te zetten. Voor velen
van ons is het morgen de eerste werkdag na drie weken zomerverlof. Ik probeer
die gedachte nog even te verdringen want ik behoor ook tot deze groep
uitverkorenen. Samen met mijn vrouw sta ik in een kringetje van zo'n man of zes
te keuvelen met een becondenseerd glas schuimwijn in de hand. Bij mij is het
nog slechts een schuimwijnglas, de inhoud kreeg geen tijd om warm te worden en
stiekem sta ik rond te gluren en probeer in te schatten hoe groot de kans is dat
mijn glas nog eens gevuld wordt en indien ja, hoelang het nog zou duren.
Recht tegenover mij staat een voor mij onbekende jonge man. Ik schat hem
ongeveer dertig jaar, slank, blond met aan zijn linker elleboog een opvallend
wit verband, schril afstekend op de gebruinde huid van zijn arm. Wat de ene
denkt, zegt of vraagt een ander. Een nichtje van mij, niet op haar mondje
gevallen, vraagt plotseling, zomaar zonder aanleiding, waar hij die kwetsuur
vandaan heeft. Op zijn dooie gemakje doet hij het relaas van een valpatij met
een... ligfiets. Het is alsof mijn ademhaling stokt, mijn hartslag schiet de
hoogte in en voor de rest van het feestje wordt gans mijn denken beheerst door
ligfietsen allerhande. Twee dagen later, onderweg van mijn werk naar huis, stop
ik bij de gekwetste jongeman van afgelopen zondag. In zijn garage staat een
blinkend groene ligfiets met onderstuur. Een hurri met onderstuur zoals ik hem
vanop het internet selecteerde als mijn favoriete model. Ik kan er alleen maar
staan naar gapen en niets zeggen.
Op het einde van diezelfde week neem ik een dag verlof, huur ik een ligfiets (een hurri), ga er een ganse dag mee op pad en bij het inleveren van de huurfiets bestel ik meteen een nieuwe hurri. Er staat een model in de etalage dat precies aan mijn vraag voldoet. 's Anderendaags ben ik ligfietser, drie weken later loop ik rond met een spierwit verband rond mijn gebruinde linker elleboog maar van mijn ligfiets wil ik geen kwaad woord horen, nu niet, morgen niet en daarna ook niet.